Nadat in onze reeks al eerder het Waterpaard en het Houtpaard passeerden, bekijken we deze week het Vuurpaard. Het Vuurpaard is een beetje een sociaal geval. Contact is voor dit type paard uitermate belangrijk. Dit houdt zowel contact met soortgenoten als contact met de mens in. Het Vuurpaard is een opgewekt en intelligent dier dat je vaak met luid gehinnik zal begroeten. Op de wei of het gangpad naast de stal zal dit type paard snel om zich heenkijken om te zien waar de andere paarden mee bezig zijn. De keerzijde van deze medaille is het feit dat zulke paarden snel concentratieproblemen vertonen of hyperactief uit de hoek kunnen komen. Bij de training moet je dus zorgen dat het Vuurpaard bij de les blijft en niet teveel gaat stressen. Hun levenslust kan snel omslaan naar nervositeit. Omwille van de behoefte aan contact is het geen goed idee om dit type paard teveel alleen te laten.
Vuurpaarden staan graag in de belangstelling. Als alles goed loopt stralen ze een enorme vreugde uit. Shows en dressuur zijn dan ook uitermate geschikt voor Vuurpaarden omdat ze zichzelf in deze disciplines uitstekend kunnen profileren. Vuurpaarden werken graag voor jou en genieten in het bijzonder van uitgebreide beloningen na het werk. Als je weet hoe je ze in het voetlicht moet plaatsen, doen ze alles voor je. Let wel op, want dit betekent niet meteen dat ze ook houden van hard werken. Korte trainingen die zich focussen op schoonheid en gratie zijn het efficientst. Steun en vooral concentratie zijn hierbij belangrijk. Vuur wordt geassocieerd met het hart en de dunne darm. Qua gezondheid zijn de spijsvertering en de bloedsomloop dan ook de zwakke punten van het Vuurpaard. Krampkolieken, stress en koude en gezwollen benen zijn symptomen dat het misloopt met de spijsvertering en de bloedsomloop. Vuurpaarden zijn bovendien ook peuzelaars en prutsers met hun voeding. Het duurt meestal wel even vooraleer ze aan nieuwe voeding gewend zijn. Eten laten staan komt dan ook regelmatig voor. Een gezonde voeding bevat voor het Vuurpaard type elementen zoals spelt, wortelen, rozemarijn, paardenbloem en tijm. Vuurveulens moeten echt leren weggaan van de kudde. Hun behoefte aan sociale interactie maakt dat ze gevoelig zijn aan heimwee. Ze zijn dan ook sterk aan hun moeder gehecht en worden niet graag gespeend. Fysiek contact is belangrijk en ze durven wat nerveuzer uit de hoek komen. Oudere Vuurpaarden lijken wat op Houtpaarden. Ze gaan niet graag op pensioen, alhoewel het hier eerder een verhaal van aandacht is in plaats van een verhaal van blijven werken. Een ouder Vuurpaard moet kunnen blijven schitteren en in de belangstelling staan, anders kwijnen ze weg. Onze reeks is nog niet ten einde! Volgende keer: Het Aardepaard.
0 Comments
Vorige keer bekeken we het eerste type paard dat past in het plaatje van de vijf elementen die toegepast worden in de shiatsu: het Waterpaard. Vandaag bekijken we het tweede type: het Houtpaard. Net zoals het element water zijn specifieke eigenschappen heeft, kent ook het element hout zijn typische kenmerken. Hout wordt geassocieerd met de lente en dus met groei, uitbundigheid en een overvloedige stroming van energie. Deze overvloed moet wel in goede banen worden geleid en daarom staat het element hout in het teken van het bepalen van grenzen. Uitbundigheid betekent echter ook het opzoeken (en soms overschrijden) van grenzen. Het zal je dan ook niet verbazen dat naast de emoties moed, dynamiek en positivisme, hout ook emotioneel verbonden is met agressie, frustratie en stress.
Als we aan lente en groei denken, denken we natuurlijk meteen ook aan veulens. Veel veulens die hun leven starten als waterveulen en dicht bij de moeder blijven, ontwikkelen zich al snel tot houtveulens. Hevig ravotten in de wei en op zoek gaan naar grenzen zijn het gevolg. Vooral hengsten komen al snel in de houtfase terecht en blijven daar zo’n 3 à 4 jaar in hangen. Grenzen stellen en duidelijke regels opstellen zijn belangrijk bij de training van het houtpaard. Dit type heeft dus een consequente ruiter nodig die het paard desnoods tegen zichzelf in bescherming kan nemen. Houtpaarden hebben een hoge energie en een bijbehorende hoge pijngrens. Dit kan wel eens problemen geven omdat ze daardoor ook gevoelig zijn voor blessures. Een houtpaard geeft namelijk pas aan dat er iets misloopt als het al stevig over zijn grenzen gegaan is. Een afgewisselde training en toegang tot een wei of uitloopstal zodat ze voldoende kunnen bewegen is levensnoodzakelijk voor houtpaarden. Het element hout staat in verbinding met de lever en zijn ontgiftingsfunctie. Een houtpaard kan dus onder andere gevoelig zijn aan virale infecties, jeuk, spierkrampen en een droge huid en hoeven als de lever niet goed werkt. Je moet bij dit type ook alert zijn voor kolieken, peesproblemen en schouder- en nekklachten. Qua voeding zijn houtpaarden nogal gulzig. Ze nemen vaak niet de tijd om rustig te eten en zijn ook snel afgeleid. Bij dit type paard kun je vaak voer op de grond aan de buitenkant van de staldeur vinden. Na elke hap kijken ze immers graag direct nog eens buiten om te zien of er niets te beleven valt. Houtpaarden zijn gebaat met een flinke portie ruwvoer. Worden ze met andere paarden samen gevoed, dan moet je opletten dat ze zich niet agressief gaan gedragen. Houtpaarden aarden niet zo goed in een pensioentoestand; ze willen namelijk actief blijven en zelfs tot op hoge leeftijd bereden worden. Houtpaarden werken graag en gaan door tot ze echt niet meer kunnen. Dit type paard takelt meestal niet langzaam af; als hun tijd gekomen is, sterven ze meestal zeer snel. Voor het zover is, wil je natuurlijk zorgdragen voor hun welzijn. Dat kan met een weldadige shiatsu behandeling die specifiek rekening houdt met hun kenmerken. Bekijk ons aanbod op deze pagina. Is jouw paard een houtpaard, of herken je het nog steeds niet in de bovenstaande beschrijving? In dat laatste geval is jouw paard misschien een Vuurpaard. Daarover hebben we het de volgende keer in onze reeks “De vijf elementen en jouw paard.” Stay tuned! Vorige keer hadden we het over de vijf elementen die toegepast worden in de shiatsu en stelden we de vraag: “Waar past jouw paard in dit plaatje?” Vandaag bekijken we het eerste type: het Waterpaard. Het element water wordt geassocieerd met overleven en dood. Het gaat over terugkeren naar de bron, de wijsheid van de oude dag en gaat gepaard met de emotie angst. Een waterveulen is dus nogal angstig en blijft dicht bij de moeder. Het is zeer gehecht aan de kudde en vindt nieuwe dingen eigenlijk best eng. Bij zulke veulens moet je al vroeg beginnen om een band met de mens te scheppen, zodat ze vertrouwen krijgen. Het spenen moet dan ook voorzichtig gebeuren; een te brutale scheiding van de moeder is voor waterveulens een grote schok.
Een jong waterpaard heeft dan ook rust nodig bij zijn opleiding. Het mag best uitgedaagd worden, maar toch op een zachte manier: een jong waterpaard moet leren dat mensen helemaal niet eng zijn, en moet hier voortdurend in worden bevestigd. Ze zijn dan ook niet zo gemakkelijk te trainen. In het algemeen heeft dit type paard dus een zeer begripvolle en geduldige ruiter nodig. Dit type paard heeft behoefte aan een training met veel herhalingen, gekoppeld aan de nodige afwisseling. Dit is een angstig paard en daar moet in de training mee rekening worden gehouden. Zogenaamd ‘sterke’ ruiters zijn niet zo’n goede match voor het waterpaard. Een waterpaard moet in zijn waarde worden gelaten, anders raakt het snel uit evenwicht. Angst op wedstrijden zijn dan bijvoorbeeld het gevolg van zo’n onbalans. Watermerries worden dan ook vaak nogal snel als fokmerrie ingezet, omdat hun wedstrijdcarrière op niets uitdraait. Nochtans zijn het zeer slimme dieren die op latere leeftijd leiders van de kudde worden. Op pensioen gezet worden vinden waterpaarden geen probleem, zolang ze maar met rust worden gelaten. Waterpaarden zijn nogal vatbaar voor rugproblemen en hormonale veranderingen. Als jong paard ontwikkelen ze vaak slecht als ze niet de nodige zorg krijgen. Het element water wordt geassocieerd met blaas en nieren en dit zijn dan ook zwakke organen van het waterpaard. Ook botten en tanden moeten bij dit type goed in het oog worden gehouden. Het zijn slechte eters als ze niet in alle rust van hun voer kunnen genieten. Haver, gerst en luzerne, maar ook berk en wilgentakken zijn geschikte voeding voor het watertype. Herken je jouw paard in het waterpaard? Ja? Dan weet je waar je rekening mee dient te houden om het welzijn van jouw waterpaard te bevorderen. Voor de nodige ondersteuning mits een weldadige shiatsu behandeling kan je ons steeds hier contacteren. Bekijk ons volledige aanbod op deze pagina. Herken je jouw paard niet in de bovenstaande beschrijving? Geen nood. Misschien is jouw paard wel een Houtpaard. Daarover hebben we het in de volgende aflevering. Tot binnenkort! Bij het toepassen van shiatsu staan de vijf elementaire natuurelementen centraal. Waar past jouw paard in dit plaatje? In dit inleidende artikel en de volgende gaan we hier dieper op in. Verschillen in denkwijze Waarschijnlijk het grootste verschil tussen de Oosterse en de Westerse denkwijze – ook in de geneeskunde – is de manier waarop de wereld bekeken wordt. In het Westen baseren we ons op Aristoteles: deze Griekse wijsgeer bedacht een manier om de wereld (figuurlijk) in kaart te brengen en zo beter te begrijpen door alles in categorieën in te delen: dier of plant, man of vrouw, groot of klein, enz. Met andere woorden: alles wordt netjes in een hokje gestopt zodat we, bijvoorbeeld in geval van problemen, precies weten waarmee we te maken hebben. In het Oosten bekijkt men de wereld helemaal anders. Daar heeft men een ‘holistische’ visie. Dit wil zeggen dat men niet zozeer naar de categorieën kijkt waarin iets onder te brengen is, maar naar het geheel. Belangrijk hierbij is dat het geheel in evenwicht moet zijn. In geval van problemen kijkt men in het Oosten dus niet in welk hokje iets mis is gegaan, maar gaat men kijken op welke manier het ganse systeem in onbalans is geraakt. Om het probleem op te lossen gaat men dan ook niet aan een bepaalde categorie beginnen sleutelen, maar probeert men de balans weer te herstellen. De elementen en hun cyclussen In deze Oosterse holistische visie spelen de vijf natuurelementen een belangrijke rol: aarde, metaal, vuur, water en hout. Hoe houden deze elementen elkaar in balans? Hier volgt men het principe van twee cyclussen: de Sheng-cyclus of voedende cyclus en de Ko-cyclus of controlerende cyclus. Laten we die twee cyclussen eens even van naderbij bekijken: De Sheng-cyclus In deze cyclus volgen de vijf elementen elkaar op:
De Ko-cyclus In deze cyclus controleren de vijf elementen elkaar:
Wat opvalt in dit systeem van cyclussen is dat het hier inderdaad telkens om een systeem gaat dat in zijn geheel bekeken wordt. De verschillende elementen oefenen telkens invloed op elkaar uit (voedend dan wel controlerend) en je komt telkens weer uit waar je begonnen was: de cirkel is dan rond. Toepassingen Maar hoe wordt dit dan toegepast op een concrete situatie? Een voorbeeld hiervan is dat men in de geneeskunde bepaalde organen met de natuurelementen gaat verbinden:
Verder gaat men ook een connectie maken met bepaalde gevoelens of gedragingen en dit zowel bij evenwicht als bij onbalans. Voorbeelden zijn kalmte en angst die verbonden zijn met water, geduld en boosheid die verbonden zijn met hout, enz. Op basis hiervan kan men ook een link leggen met de persoonlijkheid en kunnen paarden of pony’s in verschillende types worden ondergebracht. Je hebt dus Vuur-paarden, Water-paarden, enz., elk met hun eigen sterke en zwakke punten en gevoeligheden. En dat heeft uiteraard weer gevolgen voor hoe we met die verschillende types moeten omgaan om een evenwicht te creëren tussen mens en paard en het paard en zijn omgeving. In de volgende blogposts gaan we hier dieper op in, zodat jij uiteindelijk kan ontdekken tot welk type jouw paard precies behoort Niemand twijfelt over het nut van kennis over eerste hulp bij ongevallen. Je kunt er een leven mee redden. De laatste tijd hoor je niet enkel over EHBO voor mensen, maar ook voor honden. En wist je dat er ook EHBO cursussen voor paarden bestaan? Weet of je paard gezond isHet is niet de bedoeling van dit artikel om je een cursus te geven in EHBO voor paarden. We willen je echter wel enkele interessante weetjes en tips meegeven. Wie een grondige EHBO kennis wil verwerven, volgt best een cursus bij een instelling zoals bvb. Syntra. Alles begint natuurlijk bij de basisgezondheid van je paard. Kunnen vaststellen of je paard zich goed in zijn vel voelt, is een eerste vereiste of je actie moet ondernemen of niet. Hiervoor gaan we verschillende factoren moeten bekijken, zoals: 1. De toestand van de hoeven en de vacht. De hoeven moeten mooi egaal zijn, zonder scheuren of ribbels in het hoorn, en zonder afbrokkelende stukken. Scheuren en brokken zijn vaak het gevolg van een te droge hoef. De vacht moet mooi glanzend en goed aangesloten zijn. Een doffe of viltig aandoende vacht of een overdreven dichte vacht kan het gevolg zijn van metabolische problemen of een ziekte zoals cushing. 2. Het gedrag. Een alerte, maar toch ontspannen houding die zich uit in een rustige oogopslag en een ontspannen gedragen staart wijst op een paard dit zich goed in zijn vel voelt. Een zenuwachtig paard is niet noodzakelijk een ziek paard, maar een doffe oogopslag wijst meestal op gezondheidsproblemen. 3. De voeding. Een gezond paard heeft een gezonde eetlust en produceert goed gebalde mest met een vezelige structuur. Zenuwachtige paarden of paarden die van voeding veranderen (door de eerste weidegang bijvoorbeeld) produceren wel eens platte mest, maar dit is in principe een tijdelijke toestand. Blijft dit symptoom aanhouden, dan kan dit wel wijzen op problemen. 4. Afwezigheid van ziekteverschijnselen, zoals bijvoorbeeld neusvloei, pijnlijke ogen of koliek. 5. Afwezigheid van kwetsuren, kreupelheid, zwellingen of bloedingen. BasisgezondheidNaast het bekijken van de bovengenoemde factoren, zijn er een aantal basiswaarden die we kunnen controleren, zoals de ademhaling, de hartslag en de temperatuur. Die verschillen overigens tussen pony en paard, dus daar moet je wel rekening mee houden. Zo ademt een paard met een frequentie van 8 – 14 teugen per minuut, terwijl dit bij een pony toch wat sneller is: zo’n 20 – 40 teugen per minuut. Ook de hartslag verschilt: 28 – 40 hartslagen per minuut voor een paard tegen 40 – 70 slagen per minuut voor een pony. Ook de lichaamstemperatuur verschilt lichtjes: 37 à 38 graden Celcius voor een paard wordt als een normale waarde beschouwd, terwijl dat voor een pony 38,5 à 39 graden is. Wat kan je doen als er iets mis is?De eerste, belangrijkste raad die je moet onthouden als je denkt dat er iets mis is met je paard of pony is zonder enige twijfel: raadpleeg een dierenarts! Zeker bij problemen zoals koliek of bloedingen is snelheid van reageren uiterst belangrijk. Daarnaast zijn er een aantal dingen die je alvast kunt doen om je paard te helpen, afhankelijk van de symptomen. Enkele voorbeelden: 1. Je paard of pony eet niet of heeft een verminderde eetlust, maakt proppen of kauwt onvoldoende: check zijn lichaamstemperatuur om vast te stellen of hij koorts heeft. Ga na of je paard geen symptomen van koliek heeft. Verwijder het voer dat niet opgegeten wordt. Controleer de mest (meer of minder dan normaal, vast of diarree). Je kan eventueel ook de mest laten controleren op wormen (klik hier voor ons artikel daarover). 2. Je paard of pony vertoont kolieksymptomen (schrapen met de voorbenen, naar de buik kijken, zweten, optrekken van de bovenlip, steeds willen gaan liggen of rollen, versnelde en verzwaarde ademhaling): neem temperatuur en hartslag op en controleer de ademhaling. Voer verwijderen. Minstens een kwartier aan de hand stappen (indien de verschijnselen licht zijn). Haal de veearts erbij! 3. In geval van bloedingen (bij verwondingen): bel eerst en vooral de dierenarts en overleg wat je moet doen (bijvoorbeeld met koud water afspoelen met een zachte straal). Stelp het bloeden in afwachting van de komst van de veearts met propere doeken en leg eventueel een bandage aan. 4. Je paard heeft neusvloei: hou het rustig en zet het niet aan het werk. Vermijd contact met andere paarden (zeker bij gele of groene slijmen). Verwijder eventueel voer om benauwdheid te voorkomen. Controleer of er zwellingen zijn rond de kaak of de keel. Opnieuw: haal de veearts erbij. 5. In geval van kreupelheid en/of zwellingen aan de benen: verplaats het paard niet of zo weinig mogelijk. Controleer de lichaamstemperatuur. Check of je paard ergens een verwonding heeft opgelopen. Voel aan de benen of deze warm zijn. Krab eventueel de hoeven uit en kijk na of er geen scherpe voorwerpen inzitten (enkel verwijderen in overleg met de dierenarts!). Spoel eventueel de gezwollen benen met een zachte straal koud water. En haal de veearts erbij. Opleidingen EHBOZoals gezegd hebben we hier niet de plaats om diep op EHBO in te gaan. Dat is iets waar je sowieso beter een cursus voor volgt. Dat kan in België bijvoorbeeld via Syntra. Meer info kan je ook vinden via Paardenpunt Vlaanderen. In Nederland kan je voor een cursus EHBO terecht bij de KNHS. Tijdens zulke cursussen leer je uitgebreid symptomen herkennen en leer je een aantal basistechnieken, zoals het aanleggen van verband, het verzorgen van wonden en het toedienen van medicijnen. Een aanrader voor elke ruiter of amazone.
Eén van de belangrijkste contacten tussen paard en ruiter verloopt via de mond. Toch lopen er nog heel wat paarden rond met een slecht passend bit, met allerlei problemen van dien. In deze ‘Weetjes Woensdag’ post gaan we wat dieper in op dit speciale instrument. Een lange geschiedenisPaarden werden waarschijnlijk rond 3500 voor Christus voor het eerst gedomesticeerd op de zuidelijke steppen van wat nu Rusland en Kazachstan is. Aanvankelijk zullen ze zijn ingezet als lastdier of om karren te trekken en pas later – naar schatting zo rond 2500 voor Christus – in toenemende mate om op te rijden. Wanneer het bit precies in gebruik werd genomen is moeilijk te achterhalen. Er zijn enkele sporen gevonden die erop wijzen dat dit ook zo rond 3500 – 3000 voor Christus moet zijn geweest; zo goed als samen met de domesticatie dus. De eerste hoofdstellen en misschien ook bitten waren waarschijnlijk gemaakt van pezen, leer of touw: vergankelijke materialen dus die maar zelden door archeologen worden teruggevonden. Wat later zal hout, been of hoorn gebruikt zijn om bitten te vervaardigen. Wat wel vaststaat is dat metalen bitten (gemaakt van brons) voor het eerst opdoken tussen 1300 en 1200 voor Christus. Later kwam ijzer en (tot ongeveer 1940) nikkel in zwang. Vandaag de dag zijn bitten meestal vervaardigd uit roestvrij staal, al dan niet in combinatie met koper of koperlegeringen, rubber of plastic. Ook de vorm van het bit kende een hele evolutie. Aanvankelijk lag de nadruk op het controleren van het paard zodat het niet zou weglopen, bijvoorbeeld op het slagveld. Tot ongeveer 1850 zien de meeste bitten (hoewel de basisvorm – met name die van de gebroken trens – ook bij oude bitten vaak goed herkenbaar is) er nogal wreed en scherp uit. De moderne rijkunst, met zijn sterke invloed van natural horsemanship, legt veel meer de nadruk op welzijn en gevoel als basis van de besturing en aanleuning, eerder dan op pijnprikkels. Deze onmiskenbaar gunstige evolutie heeft echter een nieuwe vraag opgeworpen: welk bit moet ik kiezen voor mijn paard? Het juiste bitWie een paardenshop binnenwandelt om een bit te kopen, voelt zich vaak nogal overweldigd. Logisch: de keuze aan bitten is meestal enorm. Onze lange geschiedenis met het paard en de daaruit volgende types van rijden of gebruik heeft een massa verschillende vormen opgeleverd. Gooi daar dan nog nieuwe inzichten en nieuwe materialen tegenaan en het beschikbare gamma bitten wordt al snel onoverzichtelijk. Niet zelden volgt de ruiter bij aankoop dan maar een beetje zijn gevoel. Hoe goed bedoeld ook, en hoezeer de bekommernis voor het welzijn van het paard ook meespeelt, wordt daarbij echter niet zelden een niet-optimale of zelfs ronduit foute keuze gemaakt. Dat is jammer, want een slecht passend bit zorgt voor nogal wat problemen. Om te beginnen kan het de oorzaak zijn van irritaties, kneuzingen of regelrechte kwetsuren in de mond of aan de mondhoeken. Op z’n minst geeft het je paard een onaangenaam gevoel. Het gevolg is dan een slechte aanleuning, een onrustig hoofd of zelfs regelrecht verzet. De belangrijke communicatie tussen paard en ruiter raakt dan helemaal verstoord. Het paard ontwikkelt een harde mond en/of verkrampt in de kaken. Spanning in de tong kan zich overzetten op het tongbeen en via de aangehechte spieren naar de rest van het lichaam – zelfs helemaal tot in de achterhand (klik hier voor ons artikel over het probleem van een vastzittend tongbeen). De keuze voor het juiste bit is dus cruciaal. Hoe moet ik kiezen?Er zijn nogal wat zaken die je in het oog moet houden wanneer je een bit voor je paard gaat kiezen. De vorm van de paardenmond is daarbij de meest voor de hand liggende parameter. Heeft je paard een brede of juist eerder een smalle onderkaak? De juiste maat van het bit – de breedte tussen de ringen – is rechtstreeks gerelateerd aan de breedte van de kaak. Dat een te klein bit voor wonden kan zorgen (zeker in de mondhoeken) lijkt nogal logisch, maar ook de oude stelling dat je in geval van twijfel beter een groter bit neemt, is volledig achterhaald. Een te groot bit kan namelijk teveel bewegen, hetgeen voor je paard onprettig aanvoelt. Een goed passend bit steekt aan beide zijden van de mond zo’n 0,5 tot 1 cm uit.
Ook de dikte van het bit is belangrijk. De meeste bitten zijn 16 à 18 mm dik (gemeten op ongeveer 1 cm afstand van de ringen), maar bitten van kunststof kunnen wel wat dikker zijn (zo’n 20 mm). Welke dikte je moet kiezen hangt af van de grootte van de paardenmond, maar ook van de dikte van de tong. Vult de tong de mond tot aan het gehemelte? Dan zul je een dunner bit of een bit met een tongboog moeten gebruiken. Ook als je paard een kleinere mond heeft is een dunner bit (bijvoorbeeld eentje van 14 mm) meer aangewezen. Bij de keuze van de dikte moet je echter wel nog extra rekening houden met de gevoeligheid van de tong en met je eigen ervaring als ruiter. Een dunner bit is namelijk scherper. Voor een paard met een gevoelige tong of in de handen van een ruiter met onrustigere handen kan een dunner bit behoorlijk onprettig aanvoelen. In geval van twijfel een dikker bit dan maar? Het is juist dat een dikker bit de druk beter verdeelt, maar als het bit te dik is voor de paardenmond kan het tongproblemen of schade aan de lagen veroorzaken. Opnieuw is de juiste maat dus van groot belang. Zelfs als je het voorgaande in gedachten houdt, is de enige manier om het juiste bit te bepalen voor je paard dus vaak simpelweg uitproberen. Door verschillende bitten te testen die aan de criteria voor een goed bit lijken te voldoen, kun je te weten komen met welk bit je paard het fijnste loopt. Beschik je niet over meerdere bitten om te proberen (ze allemaal speciaal aankopen is nogal een kostbare aangelegenheid), dan kun je nog altijd beroep doen op een bitfitter. Een goed opgeleide en ervaren bitfitter kan je direct in de goede richting sturen door zijn of haar kennis van de paardenmond. Bovendien hebben bitfitters vaak veel verschillende bitten bij zich, zodat je die kan uitproberen zonder dat je ze van allerlei mensen moet gaan uitlenen of zonder dat je ze allemaal moet aankopen. Zelfs als je al een tijd met een bepaald bit rijdt en zelfs als je paard wel fijn lijkt te lopen, kan het dus nooit kwaad om je huidige bit eens met een kritisch oog te bekijken. Loopt je paard niet lekker, of vertoont het gedragsproblemen? Dan loont het zeker om eens na te gaan of het bit niet de oorzaak van de ellende is. Een goed passend bit zorgt voor een fijne relatie tussen paard en ruiter. En is dat niet iets waar we allemaal naar streven? Heeft je paard last van spanning en loopt het rijden of de training niet lekker? Bekijk dan zeker je bit. Intussen kan ik je misschien helpen om met shiatsu of een diepgaande relaxerende massage voor ontspanning te zorgen: bekijk hier mijn aanbod of contacteer me voor meer inlichtingen. Ik help je graag verder. In ons vorige artikel op ‘Weetjes Woensdag’ hadden we het over ‘blind’ kuren tegen wormen. Hoewel we de onderwerpen van onze blog graag afwisselen, willen we toch nog eens even terugkomen op wormbestrijding. De reden hiervoor is dat verbazingwekkend veel paardenliefhebbers – zelfs professionelen – op een volstrekt routinematige manier hun paarden ontwormen en zich totaal niet bewust zijn van de gevaren die dat met zich meebrengt. Willen we serieuze problemen met resistentie in de zeer nabije toekomst vermijden, dan is verstandig omgaan met ontwormingsmiddelen een absolute prioriteit. Aan die bewustmaking willen we graag meewerken Resistente bacteriën: een gekend probleemIedereen is het er intussen wel over eens dat een blind gebruik van antibiotica voor potentieel rampzalige toestanden heeft gezorgd. Een gekend voorbeeld is de zogenaamde ‘ziekenhuisbacterie’; in feite een verzamelnaam voor een groep bacteriën die resistent zijn geworden tegen een grote groep antibiotica. Uit een studie van 2007 is gebleken dat 6% van de Belgische ziekenhuispatiënten met een infectie met ziekenhuisbacteriën zoals MRSA (methicilline-resistente Staphylococcus aureus) te maken kreeg. Uit een grootschalig onderzoek dat in 2018 door het Amerikaanse PNAS (Proceedings of the National Academy of Sciences) werd gepubliceerd, en waaraan naast de prestigieuze universiteit van Princeton ook de Universiteit Antwerpen deelnam, bleek dat België de zevende grootste verbruiker van antibiotica in de wereld is. Professor Goossens van de UA stelde zelfs onomwonden in De Tijd: “We stevenen af op een ramp”. Economen schatten dat antibioticaresistentie tegen 2050 een verbijsterende 10 miljoen doden per jaar zal veroorzaken indien er geen betere wereldwijde controle komt op het gebruik van antibiotica. Resistente wormen: een onderschat fenomeenKlinkt ronduit griezelig, nietwaar? Vreemd dan toch dat maar weinig mensen er zich van bewust zijn dat in verband met wormbesmettingen een soortgelijk resistentieprobleem aan de deur staat te kloppen. Reeds in 1999 rapporteerden Zuidafrikaanse onderzoekers dat de resistentiegraad van Haemonchus-wormsoorten bij schapen en geiten alarmerende niveaus had bereikt. Een onderzoek dat in 2008 werd uitgevoerd om de effectiviteit van vier verschillende wormbestrijdingsmiddelen bij paarden na te gaan, gaf weer dat in meer dan 80% van de gevallen in het VK en Duitsland resistentie aanwezig was tegen fenbendazole en in 25% van de gevallen tegen pyrantel. Hoewel slechts weinig tot geen resistentie werd gevonden tegen ivermectine (3%) en moxidectine riepen de onderzoekers toch op om “de wormbestrijdingsmiddelen die nog effectief zijn op een dusdanige manier te gebruiken dat hun efficiëntie zo lang mogelijk bewaard blijft”. In 2012 parafraseerden Ray Kaplan en Anand Vidyashankar de klimaatproblematiek door in een artikel voor het wetenschappelijke tijdschrift Veterinary Parasitology te spreken over ‘An inconvenient truth: Global worming (...)’. In dit artikel wezen ze erop dat de laatste 10 à 15 jaar de resistentie van wormen tegen bestrijdingsmiddelen wereldwijd enorm was toegenomen. Een bijkomend probleem is het feit dat sinds de introductie van ivermectine in 1981 slechts weinig nieuwe bestrijdingsmiddelen het licht zagen. Onnodig te zeggen dat toenemende resistentie tegen hetgeen bestaat en een gebrek aan nieuwe middelen een gevaarlijke cocktail is. Ontstaat er eenmaal resistentie, dan zullen veel paarden overlijden aan de gevolgen van een ernstige worminfectie die niet langer te bestrijden valt. Vooral jonge paarden zullen hiervan de dupe zijn. Wat kunnen we ertegen doen?De enige strategie die helpt tegen het optreden van resistentie is een spaarzaam gebruik van bestrijdingsmiddelen. Zo simpel is het. Dat wil met andere woorden zeggen dat we hetgeen werkt enkel gaan inzetten wanneer het nodig is. Blind, routinematig kuren is daarom uit den boze. Het wakkert niet alleen resistentie aan; het is bovendien nog ongezond voor je paard ook. Tenslotte dien je je paard wel vergif toe, ook al is het een vergif tegen wormen. Hoewel het onderzoek naar de schadelijke effecten vreemd genoeg nog in zijn kinderschoenen staat, ontdekte een recent onderzoek uit 2019 dat ontwormingsmiddelen de diversiteit van de darmflora bij gezonde paarden doet dalen. De studie stelde verder dat een verstoring van de darmflora diepgaande effecten heeft op het welbevinden van het paard. Hoe weten we nu wanneer we precies moeten kuren (en waarmee)? Ook hier is het antwoord simpel: mestonderzoek. Dit is de enige manier om niet alleen vast te stellen of er worminfecties aanwezig zijn, maar ook of de infectie ernstig genoeg is om in te grijpen. Met mestonderzoek kan men namelijk precies bepalen hoeveel wormeitjes er per gram mest aanwezig zijn. Ligt dit aantal beneden de 200 dan hoef je meestal niet te ontwormen. Ligt het boven de 500 dan moet er zeker behandeld worden. Aan de hand van het type eitjes wordt dan meteen duidelijk met welke wormsoorten je paard te maken heeft en kan je gericht gaan ingrijpen. Mestonderzoek laat je best uitvoeren in het voorjaar en in de zomer. Tijdens het najaar en de winter scheiden sommige wormsoorten geen eitjes uit, waardoor je een vals negatief resultaat kan krijgen. Door eerder op het jaar te controleren en eventueel gericht te behandelen kan je de infectiedruk laag houden. Een tweede mestonderzoek na een eventuele behandeling kan je bovendien een aanwijzing geven of er al een bepaalde mate van resistentie aanwezig is. Ook hier is tijdig ingrijpen (door bijvoorbeeld over te schakelen op een alternatief bestrijdingsmiddel) de boodschap. Wil jij ook resistentie bij wormbesmettingen helpen voorkomen? Laat dan een mestonderzoek uitvoeren en ontworm je paard enkel wanneer het nodig is. Voor meer inlichtingen kan je me hier contacteren. BronnenKaplan R., & Vidyashankar A. (2012). An inconvenient truth: Global worming and anthelmintic resistance. Veterinary Parasitology, Volume 186, Issues 1-2, p. 70-78
Kunz I. G. Z., Reed K. J., et al. (2019). Equine fecal microbiota changes associated with anthelmintic administration. Journal of Equine Veterinary Science, Volume 77, p. 98-106 Traversa D., von Samson-Himmelstjerna G., et al. (2009). Anthelmintic resistance in cyathostomin populations from horse yards in Italy, United Kingdom and Germany. Parasites & Vectors, Volume 2, Supplement 2 Van Wyk J. A., Stenson M.O., et al. (1999). Anthelmintic resistance in South Africa: surveys indicate an extremely serious situation in sheep and goat farming. Onderstepoort Journal of Veterinary Research, Volume 66 Voor vele paardenliefhebbers is ontwormen routine. Je wil je paard immers gezond houden en parasieten bestrijden hoort daar zeker bij. Toch is routinematig ontwormen niet zo’n goed idee. Dit artikel legt je uit waarom. Routinematig ontwormen is geen goed ideeWormen. Jakkes! De afkeer van de mens voor deze parasieten is begrijpelijk. Wormen onttrekken voedsel aan het lichaam, waardoor voedselarmoede en vermagering kunnen optreden. Ze kunnen ook buikpijn, misselijkheid en jeuk veroorzaken. De eitjes, die met de ontlasting mee naar buiten komen, kunnen er bovendien voor zorgen dat ook andere paarden op de wei besmet raken. Nogal logisch dus dat nagenoeg elke paardenhouder er komaf mee wil maken. Vandaag de dag zijn er verschillende medicijnen beschikbaar om wormen mee aan te pakken. Probleem opgelost zou je denken. Helaas ligt het niet zo simpel. Er wordt namelijk nogal wat ‘blind’ gekuurd in de paardenwereld. Paardenliefhebbers volgen vaak één of ander standaard schema of ontwormen maar wat op het gevoel. Dikwijls wordt er ook preventief gekuurd, zonder te weten of het paard eigenlijk wel besmet is. “Voorkomen is beter dan genezen”, nietwaar? Nou, nee. Net zoals willekeurig, overmatig of onnodig toedienen van antibiotica zorgt voor resistentie bij bacteriën, zal niet gericht ontwormen of vaak dezelfde producten gebruiken ook bij een wormpopulatie voor resistentie zorgen. Uiteindelijk zal ontwormen dan geen effect meer hebben. Bovendien is het onnodig toedienen van ontwormingsmiddelen niet goed voor de gezondheid van het paard. Als je bedenkt dat sommige studies uitwijzen dat bijna driekwart van de paarden onnodig worden ontwormd, dan kunnen we wel stellen dat we te maken hebben met een behoorlijk probleem. Hoe vermijden we resistentie?Kort gezegd: door enkel te ontwormen wanneer het nodig is, en door het juiste ontwormingsmiddel te gebruiken. Met andere woorden: we moeten eerst een diagnose stellen. En dat doen we met een mestonderzoek. Het doel van een mestonderzoek is om de infectiedruk (bijvoorbeeld op de weide) zo laag mogelijk te houden, want die bepaalt hoe zwaar de paarden uiteindelijk besmet zullen zijn. Mestonderzoek zal dus nagaan welke wormsoorten eventueel aanwezig zijn en hoe zwaar het paard ermee besmet is, zodat je kan bepalen of je paard al dan niet ontwormd moet worden, en waarmee precies. Hoe gaat een mestonderzoek precies in zijn werk? Belangrijk is dat er verse mest wordt genomen, waarvan direct de bovenste laag wordt gebruikt. Dit is om te vermijden dat er wormen vanuit de grond eitjes in de mest gaan leggen, waardoor de resultaten niet langer betrouwbaar zijn. Vervolgens wordt de mest gemengd met een zogenaamde flotatievloeistof en gezeefd om de grove delen te verwijderen. Bij de meest gebruikte methode gaat dan een staaltje in een telkamer worden gebracht en onder de microscoop worden bekeken. Het aantal gevonden eitjes wordt dan via een bepaalde formule omgerekend naar eitjes per gram mest (de EPG-waarde). Op die manier kan de besmettingsgraad worden bepaald en wordt duidelijk of je paard al dan niet moet worden behandeld. Aan de hand van de gevonden eitjes kan ook precies worden gedetermineerd over welke wormsoort het gaat, zodat het juiste bestrijdingsmiddel kan worden gebruikt. In geval van besmetting kan enkele weken na de behandeling het mestonderzoek worden herhaald om vast te stellen of de behandeling effectief is geweest of er eventueel resistentie is opgetreden. In het laatste geval kan er dan een alternatieve behandeling worden toegepast. Een mestonderzoek uitvoerenEen mestonderzoek kan je natuurlijk helemaal zelf uitvoeren. Je hebt er echter wel het nodige materiaal voor nodig (een microscoop met een minimale vergroting van 40x, een telkamer, pipetten, een zeef, verschillende bekers, een nauwkeurige weegschaal, flotatievloeistof, enz.). Dat vergt wel een investering. Bovendien moet je toch wat ervaring hebben met het uitvoeren van wetenschappelijke proeven en de nodige biologische kennis om wormeieren te herkennen en te bepalen van welke wormsoort ze afkomstig zijn.
Zonder het juiste materiaal, de correcte wetenschappelijke werkwijze en de nodige toegepaste kennis zijn de resultaten niet betrouwbaar en kan je natuurlijk ook niet gepast gaan behandelen. Het is daarom een goed idee om een mestonderzoek aan een vakbekwaam persoon over te laten. Gelukkig is een mestonderzoek iets waarbij HippoKyon je zeer binnenkort kan helpen. Neem gerust contact met me op voor verdere inlichtingen. Hoewel het tongbeen een belangrijk onderdeel van de anatomie van het paard is, zijn er nog veel ruiters die geen flauw idee hebben wat het tongbeen precies is. Diegenen die er toch al van gehoord hebben, weten vaak niet waarvoor het tongbeen precies dient en hoe belangrijk het eigenlijk wel is bij het rijden. In dit artikel leggen we je uit wat het tongbeen is, wat het belang ervan is voor paard (en ruiter) en hoe je problemen met een vastzittend tongbeen kunt oplossen. Wat is het tongbeen?Eerst wat anatomie. Het tongbeen (of os hyoid) is een U-vormige structuur bestaande uit een aantal kleine botjes, gelegen tussen de kaken van het paard. Het tongbeen zorgt voor ondersteuning van de tong en de onderkaak. Om deze functie te kunnen uitoefenen is het verbonden met een twintigtal spieren. Vooraan is het tongbeen – zoals de naam al doet vermoeden - verbonden met de tong. Achteraan maakt het tongbeen verbinding met twee grote spieren. De musculus omohyoideus loopt van het tongbeen naar de schouder en de musculus sternohyoideus loopt van het tongbeen naar het borstbeen. Een belangrijke verbinding voor de ruiter is die van het tongbeen met de m. omohyoideus. Deze laatste is via fascia, de buik en de beenspieren namelijk verbonden met de achterhand. Of met andere woorden: er is een duidelijke link tussen de tong van het paard (waar we met ons bit op inwerken) en de motor van de beweging van het paard (de achterhand). Ook de verbinding met de schouders en daardoor met de voorbenen is uiteraard belangrijk bij het rijden. Daarnaast zijn er nog connecties tussen het tongbeen en het strottenhoofd en de keelholte. Problemen met het tongbeen.Uit het voorgaande zal al wel duidelijk geworden zijn dat het tongbeen een cruciale rol speelt in het welbevinden en de bewegingen van het paard. Het tongbeen is een vrij fragile structuur en kan dus gekwetst raken. Belangrijker is echter dat het tongbeen ‘vast’ kan komen te zitten. Daarvoor zijn er verschillende oorzaken: a) materiaalfouten:
b) onderhoud van het paard:
c) de manier van rijden:
Problemen met het tongbeen herkennen.Een vastzittend tongbeen heeft grote gevolgen voor de bewegingen en het welzijn van het paard. Door de verbinding van het tongbeen met o.a. de achterhand, de keel en het strottenhoofd gaat spanning op het tongbeen de voortbeweging en de ademhaling negatief beïnvloeden. Verder is het tongbeen ook verantwoordelijk voor het vermogen van het paard om te ‘voelen’ waar het loopt, en dus ook om ons veilig te dragen wanneer we er op rijden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een paard met een vastzittend tongbeen een breed scala aan symptomen kan vertonen, zoals:
Wat kan ik eraan doen?Zoals met haast alle problemen met het paard, is regel nummer één: voorkomen is beter dan genezen. Probeer in de eerste plaats stress bij je paard te vermijden, zowel in zijn omgeving als door je manier van rijden. Zorg voor een goede ontspanning in de bewegingen. Gun je paard een vrije hals. Let op je teugeldruk; ideaal ligt deze tussen 0,5 en 1,0 kg. Gebruik het juiste materiaal: een aangepast bit, een goed passend zadel, correcte hulpteugels, enz. Maak neus- en sperriemen niet te strak. Verzorg het gebit en de hoeven van je paard op de juiste manier.
Jammer genoeg is een ideale wereld moeilijk te bereiken. Al doe je nog zo je best als ruiter, dan nog loopt het soms niet altijd zoals gewenst. Iedereen maakt wel eens fouten tijdens het rijden, omstandigheden waar je geen greep op hebt zorgen voor stress bij je paard of je materiaal veroorzaakt spanningen zonder dat je het meteen doorhebt. Krijgt je paard toch te maken met spanningen en een vastzittend tongbeen? Dan kan een ontspannende massage, cranio-sacrale behandeling of shiatsu eenmaal ontstane problemen verlichten of verhelpen. Uiteraard moet er dan tegelijkertijd bekeken worden waardoor de spanning werd veroorzaakt, zodat herhaling kan voorkomen worden. Vertoont jouw paard één of meerdere van de hierboven aangehaalde symptomen? Heeft jouw paard last van spanning en loopt het rijden of de training niet lekker? Vermoed je dat je paard weleens last zou kunnen hebben van een vastzittend tongbeen? Aarzel dan zeker niet om ons te contacteren: wij helpen je graag verder! Het voorjaar staat weer voor de deur. Het zonnetje schijnt, het gras groeit en het kriebelt om de paarden zo snel mogelijk een uitgebreide en welverdiende weidegang te gunnen. Wat is er ook leuker dan de paarden zien te genieten van hun verblijf in open lucht. Helaas loert er bij al dat plezier elk jaar weer een gevaar om de hoek; een gevaar dat de pret serieus kan vergallen: hoefbevangenheid. Wat is hoefbevangenheid precies en hoe kunnen we er op natuurlijke wijze iets aan doen? Daarover gaat dit artikel. Wat is hoefbevangenheid?Hoefbevangenheid of laminitis is een pijnlijke ontsteking van de hoeflamellen, tussen hoefbeen en hoefwand. Door deze ontsteking hoopt ontstekingsvocht zich op, waardoor in ernstige gevallen de verbinding tussen hoefbeen en hoefwand kan verloren gaan en het hoefbeen kan kantelen. Het hoefbeen drukt dan tegen de zool van de hoef en kan er zelfs doorheen prikken. Wat zijn de symptomen van hoefbevangenheid?Als je paard hoefbevangen is, gaat het manken of erg stram lopen. De hoeven van een paard met hoefbevangenheid zijn immers zeer gevoelig. De hoef en de kroonrand voelen warm aan en deze laatste kan opgezwollen zijn. Het paard probeert vaak de voorhoeven te ontlasten door de voorbenen ver voor zich uit te plaatsen (meestal treedt hoefbevangenheid eerst op aan de voorhoeven). Wanneer de hoefbevangenheid ernstig is, zal het paard zelfs gaan liggen en helemaal niet meer willen lopen. Hoefbevangenheid kan acuut, maar ook chronisch zijn. De oorzaak van chronische hoefbevangenheid kan een slecht opgevolgde acute hoefbevangenheid zijn, maar sommige paarden kunnen hieraan beginnen lijden zonder voorafgaande symptomen. Chronisch hoefbevangen paarden lopen meestal op de hielen van hun voorhoeven (opnieuw om de hoeven te ontlasten). Waardoor ontstaat hoefbevangenheid?De meest aangehaalde oorzaak van hoefbevangenheid is het teveel aan suikers in het jonge voorjaarsgras. Een overmaat aan krachtvoer is ook een mogelijkheid. Met andere woorden, de voornaamste bron van hoefbevangenheid is de voeding. Een overmaat aan snel verteerbare suikers, zoals fructaan in voorjaarsgras, verstoort de darmflora en daarmee ook de stofwisseling van het paard. Overgewicht is daarbij nog een extra belasting: het paard heeft dan een slechtere conditie en een grotere kans op insulineresistentie waardoor de bloedsuikerspiegel onvoldoende geregeld wordt. Maar dat is niet alles. Medische oorzaken kunnen ook aan hoefbevangenheid bijdragen: bepaalde geneesmiddelen, infecties of het te lang opblijven van de nageboorte bij merries bijvoorbeeld. Tenslotte kan een slechte of onvoldoende tijdige bekapping door de hoefsmid leiden tot hoefzoolkneuzingen en ontstekingen. Onbalans in de hoef zorgt voor een slechtere doorbloeding, waardoor de gevoeligheid om hoefbevangenheid op te lopen weer vergroot. Hoe kunnen we hoefbevangenheid voorkomen?De oorzaken hierboven wijzen al op wat je kan doen om hoefbevangenheid te voorkomen. Beperk de inname van suikers; let dus op met krachtvoer (geen grote hoeveelheden in één keer). Plaats je paard wanneer het fructaangehalte in het gras hoog is (vooral – maar niet uitsluitend - in het voorjaar) geleidelijk aan op de wei: eerst misschien maar een halfuurtje en daarna in stapjes telkens wat langer. Je kan de fructaan-index raadplegen op https://www.hoefnatuurlijk.nl/nl/fructaanindex.html. Voorkom overgewicht. Laat je paard tijdig bekappen of beslaan door een vakman. Voorkomen is altijd beter dan genezen, want een paard dat hoefbevangen is geweest, zal in de toekomst hiervoor gevoelig blijven. Mijn paard is hoefbevangen. Wat nu?Ondanks alle goede zorgen kan het toch gebeuren dat je paard hoefbevangen is geraakt. Stop dan met de weidegang. Geef je paard suikerarme voeding (dus geen krachtvoer meer). Probeer de druk op de hoef te verlichten en de hoef af te koelen door het paard indien mogelijk op een natte en zanderige ondergrond te plaatsen. Raadpleeg snel je dierenarts, zodat die ontstekingsremmers en pijnstillers kan voorschrijven. Aangepast beslag kan helpen om de hoef te ondersteunen. Ook shiatsu is een goede bondgenoot in de strijd tegen hoefbevangenheid. Shiatsu laat je paard meer ontspannen, en bevordert de spijsvertering en de bloedcirculatie. Het verlicht zowel bij acute als chronische hoefbevangenheid de pijn en heeft een gunstig effect op het herstel.
Voor een goede shiatsu-behandeling (algemeen ontspannend en goed voor de stofwisseling, dus niet alleen aan te bevelen bij hoefbevangenheid), kan je me altijd hier contacteren. |
AuthorNathalie Daelemans Archives
May 2022
Categories |